Mandoline
De moderne mandoline is voortgekomen uit de 4-korige Napolitaanse mandoline. De hoogtijdagen van dit druppelvormige instrument lagen in de 18e eeuw, toen o.a. Mozart en Beethoven voor de mandoline componeerden. Aan het einde van de 19e eeuw raakte ze een beetje in de vergetelheid en werd vooral gebruikt als volksinstrument. In Italië werd een nieuwe speelstijl ontwikkeld die paste bij het romantische ideaal en het mogelijk maakte om de toon te verlengen en aan te laten zwellen. Dit tremolo bleef lang de standaard manier van mandolinespelen. Halverwege de vorige eeuw werden na intensief onderzoek de oude speeltechnieken weer in ere hersteld en vond de mandoline langzaam haar weg terug als volwaardig concertinstrument. Martine’s mandoline is gebouwd door Reinholdus Seiffert.
Barokmandoline
Zoals de theorbe het laagste instrument van de luitfamilie is, zo behoort de barokmandoline tot de hoogste. Deze Milanese mandoline, die ook wel mandola of pandurina genoemd werd, ontwikkelde zich in de 17e eeuw, onafhankelijk van de Napolitaanse mandoline, tot een zeer geliefd instrument.
De barokmandoline heeft 12 snaren (6 koren) die, in tegelstelling tot de moderne mandoline, aan de kam zijn geknoopt. Ze wordt bespeeld met de pen van een veer en heeft een warme, zoete klank.
Alex Vervaet en F.P. Dietrich hebben de barokmandolines van Martine van originelen nagebouwd.
Gitaar
Uit voorlopers als de vihuela en de 5-snarige barokgitaar ontstond aan het einde van de 18e eeuw de zessnarige klassieke gitaar. Was haar klankkast aanvankelijk klein en smal, rond 1850 kreeg zij van bouwer Antonio de Torres Jurado voor het eerst haar huidige vorm. Met haar warme, verfijnde geluid werd de gitaar een geliefd concertinstrument dat zowel in solospel als begeleiding uitstekend tot zijn recht komt. Nelleke’s gitaar werd in 1992 gebouwd door Kolya Panhuyzen.
Sinds augustus 2011 is Nelleke ook de trotse eigenares van een prachtige octaafgitaar van de Australische gitaarbouwer Graham Caldersmith. Het zij- en achterblad werden vervaardigd uit fraai Blackheart Sassafras hout. Een octaafgitaar is een heel kleine gitaar in dezelfde stemming als een gewone gitaar, maar een octaaf hoger klinkend. Hiermee klinkt dit instrument in het register van de mandoline, en is daardoor voor Amuse-oreille heel geschikt voor bijvoorbeeld het veelomvattende repertoire aan mandolineduetten.
Theorbe
Naar het ideaalbeeld van de oud-Griekse chitarra (lier) werd rond 1580 een 14-snarig instrument ontwikkeld dat speciaal bedoeld was voor het begeleiden van de zangstem: de chitarrone of theorbe. De enorme afmetingen van dit instrument zijn het gevolg van het belang dat men hierbij hechtte aan het gebruik van vooral veel lage bassnaren. Met haar prachtige klank en volle resonantie werd de theorbe ingezet voor continuospel in alle mogelijke bezettingen, terwijl er ook solorepertoire voor geschreven werd. Zij bleef tot in de 18e eeuw in gebruik. In 2008 bouwde Nico van der Waals Nelleke’s theorbe naar het model van Wendelio Venere (1611, Padova, Italië).
19e eeuwse gitaar
Naar het model van de Weense gitaar- en vioolbouwer Johann Georg Stauffer (1778-1853) bouwde Martin de Witte in 2011 Nelleke’s 19e eeuwse gitaar. Deze gitaar is wat kleiner, platter en slanker van vorm dan de moderne gitaar. Ook de klank is wat zachter, en heeft een prachtig donker, zoet timbre. Kenmerkend voor de bouw van Stauffer zijn de stemmechanieken en de schuin aflopende, zwevende toets van het instrument.
Octaafgitaar
Een octaafgitaar ziet er hetzelfde uit als een moderne gitaar, alleen is hij veel kleiner en klinkt een octaaf hoger. Nelleke liet haar octaafgitaar in 2011 bouwen door de Australische luthier Graham Caldersmith. Op haar verzoek vervaardigde hij het zij- en achterblad uit de inheemse houtsoort Blackheart Tasmanian Sassafras.